'Denk altijd in mogelijkheden'

De Brabantse Debbie Brus (45) werkt al achttien jaar als operatieassistent in het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem. Daarnaast is zij sinds 2020 praktijkopleider. ‘Ik ben nu ook op een andere manier bezig met ons mooie vak.’ (tekst: Femke van den Berg; foto: Ivonne Zijp)

Operatieassistent Debbie Brus op de werkvloer

Was operatieassistent worden een meisjesdroom?

‘Nee. Ik kende het beroep namelijk niet. Wel zat ik steevast met mijn neus tegen de televisie gedrukt als daar een operatie te zien was en vond ik het menselijk lichaam altijd al reuze interessant. Dus toen ik via een tante – die in het ziekenhuis werkte – kennismaakte met het vak, dacht ik al snel: dit is het! Na mijn middelbare school ben ik direct de inservice-opleiding gaan doen bij het TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg.’

Wat deed je na je diplomering?

‘Aanvankelijk bleef ik werken in het ziekenhuis waar ik was opgeleid. Maar ik ben altijd heel leergierig en nieuwsgierig geweest. Dus dacht ik algauw: ik wil eens kijken in de keuken van een ander. Daarom ging ik via een detacheringsbureau werken. Eerst kwam ik terecht in het Sint Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg, daarna in Mesos Medisch Centrum in Utrecht. Doordat ik op verschillende plekken werkte, leerde ik nieuwe technieken, mensen en organisatiestructuren kennen. Dat vond ik erg leuk. Maar na een paar jaar wilde ik toch graag een vaste baan. Ik solliciteerde bij het Sint Elisabeth Ziekenhuis en werd aangenomen.’

Hoe kwam je in het Slingeland Ziekenhuis terecht?

‘Tijdens een vakantie leerde ik mijn toekomstige man kennen. Hij kwam uit de Achterhoek en zou het melkveebedrijf van zijn ouders gaan overnemen. De koeien wilden niet naar Brabant, dus besloot ik te verhuizen. Maar dan wilde ik wel eerst een baan. Ik stuurde een open sollicitatie naar het Slingeland Ziekenhuis en werd uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek en een rondleiding. Meteen merkte ik toen hoe betrokken de teamleden waren. Dat sprak me aan. Een paar maanden later kreeg ik een telefoontje dat er een vacature was. Ik mocht opnieuw op gesprek komen. En kreeg de baan!’

Moest je als Brabantse erg wennen?

‘Dat viel wel mee. Zowel in Brabant als in de Achterhoek heb ik de mensen als gastvrij ervaren. Al zijn ze hier in eerste instantie misschien iets terughoudender. Maar in dit ziekenhuis heerst “naboarschap”: mensen kennen elkaar en kijken naar elkaar om. De lijntjes zijn kort. Iedereen zit samen aan de koffietafel en praat met elkaar. Dat vind ik prettig. Ook waren de werkzaamheden natuurlijk bekend, al heeft elk ziekenhuis en team eigen routines. Maar al met al was ik verrassend snel gewend.’

Ben je ook vakspecialist?

‘Jarenlang ben ik vakoudste geweest van de Neurochirurgie. Dat is een relatief klein specialisme in ons ziekenhuis: er komt een gastchirurg uit Enschede over om te opereren. Met veel plezier heb ik die rol zo’n twaalf jaar vervuld. Totdat in 2015 bleek dat ik MS heb. Ik heb nog een paar jaar geprobeerd om mijn werk uit te voeren zoals ik dat altijd deed. Maar ik merkte dat het fysiek te zwaar werd.’

En toen?

‘Toen vroeg mijn leidinggevende tijdens een jaargesprek aan mij: “Als je nou op onze afdeling een andere functie mocht kiezen, wat zou dat dan zijn?” Die vraag overviel me compleet, maar zette me wel aan het denken. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat praktijkopleiding mij ook erg leuk leek. Aan onze toenmalige praktijkopleider heb ik gevraagd of ik met haar mocht meelopen om een betere indruk te krijgen van de werkzaamheden. Vervolgens besloot ik de opleiding te gaan doen.’

Welke opleiding was dat?

‘Praktijkopleider in de Gezondheidszorg, bij Fontys Hogeschool in Eindhoven. Het was leerzaam en inspirerend dat ik daar in de schoolbanken zat met mensen uit diverse zorgsectoren. De opleiding duurde een jaar. Voor de lesdagen kreeg ik uren van mijn werkgever; de zelfstudie deed ik in mijn eigen tijd.’

Sinds wanneer werk je – ook – als praktijkopleider?

‘Onze praktijkopleider ging met pensioen in 2021. Ik heb toen het stokje overgenomen, voor zestien uur per week. Eerst was ik de enige praktijkopleider, maar inmiddels doen we het werk met z’n tweeën. Er is een jongere collega bijgekomen die van huis uit anesthesiemedewerker is. We vullen elkaar dus mooi aan. Samen hebben we nu zes studenten onder onze hoede.’

Waarmee houd jij je bezig als praktijkopleider?

‘Ik onderhoud de contacten met de school en de coaches: collega’s die de studenten op de werkvloer begeleiden. Ook voer ik gesprekken met studenten en beoordeel ik hun producten, zoals verslagen en logboeken. Zo houd ik het overzicht over hun leerproces.

Verder ben ik op onze afdeling het aanspreekpunt als het gaat om bij- en nascholing. Momenteel ben ik bovendien bezig met het integreren van EPA’s1 in onze toetsen en opleidingsplannen.’

Waar komen de studenten vandaan?

‘Van de verpleegkundeopleiding van Saxion Hogeschool. In de laatste twee jaar van de hbo-v kunnen ze ervoor kiezen om opgeleid te worden tot operatieassistent of anesthesiemedewerker. Ze gaan dan een dag per week naar school en leren vier dagen per week in het ziekenhuis. Het voordeel van deze brede opleiding is dat de studenten meer loopbaanmogelijkheden hebben na hun diplomering.

Overigens biedt het Slingeland Ziekenhuis sinds kort ook weer een inservice-opleiding aan. Die is onder meer gericht op zij-instromers die al eerder elders een zorgdiploma hebben behaald.’

Heeft dit te maken met personeelstekorten?

‘Ja, ook. Hoewel alle zeven operatiekamers nog in bedrijf zijn, is de rek eruit; veel mensen lopen op hun tenen. Bovendien gaan de komende jaren verschillende collega’s met pensioen. Dus ja, maximaal opleiden is belangrijk, ook met het oog op mogelijke toekomstige tekorten.’

Je werkt wekelijks nog één dag op de OK?

‘Inderdaad. Maar vaak ga ik bij grote operaties de omloop in en sta ik niet aan tafel. Ik werk te weinig op de OK om alle handelingen te kunnen blijven doen. Dat vind ik jammer, maar het is voor mij de enige mogelijkheid om toch op de OK te blijven werken. Daar ligt mijn hart.’

Wat vind je leuk en minder leuk aan je werk?

‘Mooi is de continue ontwikkeling. Het vak van operatieassistent verandert snel, maar ook de ontwikkelingen in opleidingsland gaan vlug. Dat maakt het werk interessant. Minder fijn is de werkdruk. Doordat alle medewerkers hard nodig zijn voor het primaire proces, hebben zij minder tijd om bijvoorbeeld met een student een gesprek te voeren, droog te oefenen of te evalueren.’

Wat doe je in je vrije tijd?

‘Ik ben graag thuis op de boerderij, met mijn man en drie dochters. Daarnaast loop ik een paar keer per week hard. En ik survival: een outdoor-sport waarbij je een parcours aflegt met allerlei hindernissen. Verder vind ik het altijd ontzettend leuk om met vriendinnen iets gezelligs te gaan doen.’

Wat zou je lezers willen meegeven?

‘Ik vond het erg dat ik door mijn ziekte niet meer zoveel als operatieassistent kan werken. Maar inmiddels heb ik ervaren dat ik het ook geweldig vind om studenten verder te helpen in hun ontwikkeling en ze iets te leren over ons mooie vak. Daar word ik echt blij van. Mijn advies is dus: kijk altijd naar wat er nog wél kan. Denk in mogelijkheden, niet in onmogelijkheden.’


1 EPA’s (Entrustable Professional Activities) zijn gestructureerde beschrijvingen van beroepsactiviteiten. Ze vormen de bouwstenen van een nieuw opleidingsstelsel dat flexibeler opleiden mogelijk maakt (zie: czoflexlevel.nl).