Vleesetende bacteriën en kwallenbeten

Na ruim tien jaar in de zakelijke dienstverlening gewerkt te hebben, maakte Anne van Es (42) in 2017 de overstap naar de operatiekamer. Daarnaast runt ze met haar man een strandpaviljoen. (tekst: Femke van den Berg; foto: Ivonne Zijp)

Operatieassistent Anne van Es op de werkvloer

Hoe zag je loopbaan er tot nu toe uit?

‘Toen ik zeventien was, zakte ik voor mijn vwo-examen, op twee tiende punt. Dat was jammer, ook omdat ik de opleiding tot operatieassistent zou gaan doen bij het VUmc. Ik heb toen gebeld of ik tóch mocht beginnen. Dat was geen probleem. Vol enthousiasme ging ik van start. Maar na drie kwart jaar stopte ik; ik realiseerde me dat ik alsnog mijn schooldiploma wilde halen om daarop te kunnen terugvallen. Met een diploma zou ik immers meer loopbaanmogelijkheden hebben, bijvoorbeeld als ik toch ooit een carrièreswitch zou overwegen. Ik ben dus teruggegaan naar het vwo. Daar nam ik een aantal extra vakken, zodat ik alle kanten op kon.’

Wat ben je gaan doen, nadat je alsnog je vwo-diploma had gehaald?

‘Ik schreef me in voor de hbo-opleiding leisure management, oftewel vrijetijdskunde. Vervolgens ging ik aan de slag in de vertaalbranche, waar ik in de loop der jaren uitgroeide tot company manager. Dit hield in dat ik leidinggaf aan twee vertaalbureaus in Amsterdam. Het was een mooie, maar ook best harde en prestatiegerichte werkomgeving. Hoewel ik het zeker naar mijn zin heb gehad, merkte ik op een gegeven moment dat ik mijn doelen had behaald. Na de komst van mijn kinderen ging ik op zoek naar een werkomgeving die beter mij paste op dat moment. Een omgeving waarin ik zowel kon presteren als van betekenis kon zijn.’

Je besloot om alsnog operatieassistent te worden?

‘Klopt. Ik had (en heb!) nog altijd de ambitie om goede zorg te verlenen. Zes jaar terug heb ik de stoute schoenen aangetrokken en weer gesolliciteerd bij het VUmc. Ik vroeg me af of ze mij nog wel wilden hebben, gezien mijn leeftijd. Maar ik werd enthousiast onthaald.

Gelukkig, want het ziekenhuis, met name de OK, is de plek waar ik thuishoor.’

Wat sprak je aan in het VUmc?

‘Het ziekenhuis had verschillende specialismen in huis; er werden middel- en hoogcomplexe operaties uitgevoerd. Ik kon er opgeleid worden tot allround operatieassistent, wat ik graag wilde. Verder sprak het me aan dat het VUmc een traumacentrum was. Bovendien had ik heel leuke collega’s. Sommige mensen herkenden mijn gezicht nog toen ik na twintig jaar terugkeerde op de operatiekamers!’

Toch stapte je in 2022 over naar het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk. Waarom?

‘Het VUmc ging fuseren met het AMC tot Amsterdam UMC. We kregen toen, net als het AMC, een negenurige werkdag. Voor mij zou dit betekenen dat ik niet voor half zeven ’s avonds thuis zou zijn – ik woon in Heemskerk. Met twee jonge kinderen en een strandpaviljoen vond ik dat te laat. Daarom besloot ik dichter bij huis te gaan werken.’

Hoe bevalt de overstap?

‘Heel goed! Ook op mijn huidige werkplek ben ik hartelijk ontvangen. Tijdens de sollicitatieprocedure kon ik een dag meelopen en merkte ik dat de sfeer goed is. Dat vind ik belangrijk. De samenwerking met collega’s en specialisten ervaar ik als heel prettig.

Het Rode Kruis Ziekenhuis is een perifeer ziekenhuis. Als operatieassistent kun je bij verschillende specialismen ingezet worden: traumachirurgie, neurochirurgie, orthopedie, bariatrische chirurgie enzovoort. Dat spreekt mij aan.

Ik werk 32 uur per week als operatieassistent. Na de werkdag ben ik op tijd thuis om samen met de kinderen te eten en ze vervolgens naar hun sportactiviteiten te brengen.’

Het Rode Kruis Ziekenhuis Beverwijk heeft ook een brandwondencentrum?

‘Ja, klopt. Het Brandwondencentrum heeft een eigen operatiekamer. Hier worden niet alleen mensen geopereerd met brandwonden, maar ook met ernstige huidaandoeningen. Denk bijvoorbeeld aan purpura fulminans en necrotiserende fasciitis; een infectie met vleesetende bacteriën.

Bij operaties op de brandwonden-OK verruilen we onze groene operatiekleding voor blauwe. Dit om te voorkomen dat we bacteriën van buiten meenemen naar deze kwetsbare patiënten. Na afloop trekken we dan weer onze groene kleding aan. We vermijden zo dus ook dat we bacteriën van de brandwonden-OK meenemen naar de overige operatiekamers, met het risico andere patiënten te besmetten.’

Heb je ook een specialisatie?

‘In het VUmc deed ik dienst voor de neurochirurgie, één van de vier spoedspecialismen. Concreet betekende dit dat ik instrumenteerde als we een patiënt hadden met bijvoorbeeld een neurotrauma, en dat ik het eerste aanspreekpunt was voor mijn collega’s.

Bij mijn leidinggevende in het Rode Kruis Ziekenhuis heb ik aangegeven dat ik graag meer zou willen leren en weten over reconstructieve plastische chirurgie bij brandwondenpatiënten. We gaan nu na of er mogelijkheden zijn om mij hierin verder te ontwikkelen.’

Hoe ziet een gemiddelde werkdag eruit?

‘De wekker gaat om 5.45 uur. Om 6.40 uur fiets ik naar het “verzamelpunt”: een rotonde in de buurt waar we met collega’s bij elkaar komen om samen naar het werk te gaan. Daar aangekomen kijk ik eerst op welke OK en welk specialisme ik sta. En of alle instrumentnetten, disposables en apparatuur aanwezig zijn. Dan maak ik de OK verder bedrijfsklaar. Om 7.30 uur is de dagstart; om ongeveer 7.50 uur verschijnt de eerste patiënt op de OK. Gemiddeld doen we zo’n vijf operaties per dag.’

Wat vind je het allermooiste aspect van je werk?

‘Dat ik deel uitmaak van een team en bijdraag aan het verhelpen van een medisch probleem of het verbeteren van de kwaliteit van leven van een patiënt. Ik lever samen met mijn collega’s de best mogelijke zorg. Ook de variatie in het werk vind ik prettig. En ik vind het leuk dat ik nog steeds bijleer: de ontwikkelingen in het vak gaan snel, en ik blijf graag op de hoogte.’

Wat vind je moeilijk aan je werk?

‘Heftige casussen, bijvoorbeeld mensen die met zeer ernstig letsel worden binnengebracht of waarmee je jezelf kunt identificeren. En tijdens covid-19 vond ik het lastig dat oncologische patiënten soms moesten wachten op een operatie, omdat er geen plek was op de intensive care.’

Je won de Young Professional Award 2020. Hoe kwam je op het idee voor je scriptie?

‘Door een artikel dat ik in 2019 las over emotionele werkstress op de OK. Dit zette mij aan het denken: het was niet de vraag óf ik een indrukwekkende gebeurtenis ging meemaken, maar wanneer. Hoe zou ik daarmee omgaan, bij wie kon ik in een dergelijke situatie terecht? Dat wilde ik graag weten.

Tijdens mijn onderzoek ontdekte ik dat het heel belangrijk is dat er een collegiaal opvangsysteem is, zodat collega’s elkaar op een laagdrempelige manier kunnen bijstaan. Daarnaast fungeren directe collega’s als eerste opvang: iedereen kan een verschil maken.’

Pas je de inzichten uit je onderzoek ook toe in de praktijk?

‘Zeker. In het Amsterdam UMC, locatie VUmc, heb ik een training gevolgd om collega’s te kunnen bijstaan die iets ingrijpends hebben meegemaakt op het werk. Ik maakte er deel uit van het peer support-team, ziekenhuisbreed.

Het Rode Kruis Ziekenhuis kent het zogeheten COME-team: Collegiale Opvang MEdewerkers. Ik zou in de nabije toekomst graag deel willen gaan uitmaken van dit team dat collega’s opvangt na een heftige gebeurtenis.’

Wat doe je naast je werk in het ziekenhuis?

‘Mijn man en ik hebben samen een strandpaviljoen in Castricum. Hij houdt zich bezig met de dagelijkse leiding, aansturing en operationele aspecten. Ik doe vooral taken die achter de schermen uitgevoerd kunnen worden, zoals offertes maken voor feesten en bruiloften, personeelscontracten opstellen en de marketing en communicatie. Het paviljoen is geopend van april tot en met september. In oktober hebben wij “zomervakantie”. En vanaf november beginnen dan weer de voorbereidingen voor het volgende seizoen. We hebben best een druk leven!’

Heb je nog tijd voor hobby’s?

‘Ja, gelukkig wel; daar maak ik tijd voor. In mijn vrije tijd onderneem ik graag iets leuks met onze kinderen van negen en zeven, zoals dagjes weg, bioscoop- en museumbezoek of midgetgolfen. Uiteraard zijn wij vaak op het strand te vinden. Verder vind ik het fijn om met vriendinnen bij te kletsen tijdens een etentje of lunch. Op woensdagen sport ik met een personal trainer. Naast krachttraining boksen we soms of doen we een partij padel. Ik vind het belangrijk om fit te blijven. Ook vanwege mijn werk als operatieassistent, dat immers fysiek belastend kan zijn.’

Promoot jij het vak ook bij anderen?

‘Zeker! Als ik op het paviljoen ben, vragen gasten soms wat ik nog meer doe. Dan vertel ik over mijn baan als operatieassistent. Zo probeer ik meer bekendheid aan ons beroep te geven. Verder merk ik dat kinderen, en hun ouders, zich meteen veilig voelen als ze door de “OK-zuster” behandeld worden voor hun kwallenbeet of snee in de vinger, haha.’

Wat zijn je toekomstplannen?

‘Als het op mijn pad komt, dan zou ik graag de opleiding tot physician assistant doen. Het lijkt me mooi om meer te leren over het zorgtraject dat een patiënt doorloopt en zelf handelingen te mogen uitvoeren. En ik leer graag. Dus mocht de kans zich voordoen om de opleiding te doen, dan grijp ik deze met beide handen aan.’